Organisatie en werkwijze
Voor het uitbreken der Mobilisatie bestond het Korps Torpedisten uit 2 Compagnieën, respectievelijk in Brielle en in den Helder in garnizoen. De Staf van het Korps was eveneens in Brielle, waar een goed geoutilleerde werf met vaartuigenloodsen aanwezig was, zodat nagenoeg alle herstellingen en vernieuwingen – behoudens die van het groot varens materieel – behoorlijk konden geschieden.
DOOR J. MUSSERT
De Compagnieën, aanvankelijk elk bestaande uit 2 pelotons, zolang beide nog in Brielle waren ondergebracht, verschilden aanmerkelijk van sterkte, nadat den Helder garnizoensplaats was geworden. Praktisch bestond bij het begin der mobilisatie de 1e Compagnie uit 3 pelotons te weten:
- e peloton Hellegaten (Willemstad)
- e peloton Hellevoetsluls,
- e peloton Hoek van Holland.
De 2e Compagnie uit 1 peloton den Helder, vroeger behoorde ook het 2e peloton Hoek van Holland tot de 2e Compagnie. De overplaatsing naar Helder geschiedde in 1906 op grond van overweging dat het noodzakelijk werd geacht daar ten alle tijden over voldoende vredessterkte aan Torpedisten te beschikken. Ieder peloton, praktisch versperring genaamd, vormde in Voorlogstijd een geheel zelfstandig onderdeel. In vredestijd werd deze zelfstandigheid ook reeds zoveel mogelijk doorgevoerd. Versperring-commandanten waren de 2 Kapiteins en de 2 oudste Luitenants, terwijl iedere versperring bovendien nog een tweeden officier telde. Men kende geen reserve – officieren. Het officiers – personeel bestond uitsluitend uit vrijwillig dienende. Elk jaar oefende het personeel met zijn eigen materieel zelfstandig in zijn eigen versperring, zodat ook de luitenants versperring reeds in vredestijd de voile verantwoording voor het wel en wee van hunne versperring leerden dragen en het versperringsarchief steeds onder hunne berusting hadden.
Het springen van een grondmijn
De staf van het Kops bestond uit:
- Luitenant-Kolonel of Majoor-Commandant,
- Luitenant-Adjudant,
- Kapitein van Administratie,
- Schrijver,
- Geweermaker.
Ieder peloton (versperring) bestond gemiddeld uit:
- 2 Officieren,
- 1 Machinist,
- 1 Opperschipper,
- 1 Sergeant-majoor Instructeur,
- 1 Sergeant- majoor Administratie of Foerier als administrateur,
- 5 Sergeanten,
- 2 Sergeanten-schipper,
- 2 Korporaals-schipper,
- 1 Korporaal-stoker
- 2 Torpedist-stokers,
- 5 Korporaals,
- 1 Smid,
- 1 Timmerman,
- 1 Kok.
Benevens 8 lichtingen van gemiddeld 35 man.
ROEIOEFFENINGEN DER TORPEDISTEN – Aan de torpedisten worden op het gebied van roeien zeer zware eisen gesteld, zulks in verband met het uitroeien van elektrische kabel in stroom en voorts in verband met het feit, dat bij het uitoefenen van den bewakingsdienst, het roeien zonder geruis te maken, uren lang, dikwijls in stroom, soms op grote afstanden verwijderd van de standplaats moet kunnen worden volgehouden.
Gaan we nu over tot enkele beschouwingen betreffende het leggen van de mijnen. De plaats van iedere versperring was reeds in vredestijd vastgelegd. De mijnen kwamen te liggen in rijen loodrecht op bet vaarwater, in elke rij op een bepaalden afstand van elkander, dusdanig, dat het springen van één aangevaren mijn, niet als gevolg het springen van nevenmijnen zou hebben. Ook dit is een onderwerp geweest van langdurige proefnemingen. Voorts kon men, naarmate de omstandigheden, verschillende rijen mijnen achter elkander leggen, wederom rekening houdende met het bovenstaande, terwijl in bet geheel doorvaartopeningen konden worden uitgespaard, die het mogelijk maakten op geheime merken varende, de versperring door eigen schepen te doen passeren, zonder dat deze, – al was de versperring gedeactiveerd waardoor springen van de mijnen was buitengesloten, – met hun schroef in de mijnen verward raakten. Het leggen van de versperring ging vooraf door ‘het leggen van boeien die de richting aangaven in den stroomdraad. De richting loodrecht op den stroomdraad geschiedde door merken op den wal. De plaats van een mijn werd dus gevormd door de snijding van die wee richtingen.
Bespreken we nu het leggen van een mijn:
De electro-schoktorpedo werd naarmate de omstandigheden gelegd aan een of twee gewichten. Ingeladen in de barkas werd de mijn verbonden (bij één gewicht) aan het gewicht dat buiten de barkas aan een balk hing. De lengte van de ketting werd berekend in verband met den waterstand en de diepte op de plaats waar de mijn moest komen. Opvarende met de barkas achter de sleepboot, werd de mijn buiten boord geworpen, nadat de ketting aan het gewicht was bevestigd, terwijl de kabel van de mijn op een draaibare haspel lag in een vlet, die achter de barkas hing. Op het commando “Slip” werd met behulp van een slipinrichting het aan den balk bengelende gewicht losgelaten en het gewicht trok den mijn onder water, terwijl bij een goede berekening, de mijn met zijn bovenkant op den gewenste afstand tot den waterspiegel onder water stond. Daarna bracht de vlet, die inmiddels ook losgegooid was, de kabel naar den wal, waar zij door middel van de kabelkist met het station werd verbonden.
Bij het leggen van mijnen aan twee gewichten was de mijn met twee kettingen aan twee gewichten verbonden en werd achtereenvolgens gecommandeerd, Voorste gewicht” en daarna, Achterste gewicht slip”. De mijn bleef daarna aan de oppervlakte van het water drijven en werd middels een onderhaalblok, dat aan het beneden stroomse gewicht was verbonden en waardoor het uiteinde van de ketting aan een boei, die van tevoren buiten boord was geworpen was bevestigd, op de gewenste diepte beneden de waterspiegel gehaald. Dit blok was voorzien van een pal-inrichting, met behulp waarvan men het onderhalen kon regelen.
Toen de mobilisatie kwam, kwam bet personeel van de vier versperringen, voor zover niet ter plaatse aanwezig, aldaar onder de wapenen. Alleen voor de versperring den Helder werd de opdracht vertrekt de versperring te leggen. Het weer was slecht. Zware onweersbuien teisterde de bemanningen in de kleine vaartuigen, doch het mocht hen gelukken, zij het ook niet zonder ernstige tegenslag. Doordat o.a. Door binnenkomende vaartuigen boeien werden meegesleept, de versperring in betrekkelijk korten tijd bedrijfsklaar op te leveren. Sedert dien werd de versperring dag en nacht door kleine sleepboten in dit somtijds zeer moeilijke vaarwater bewaakt. Slechts bij hoge uitzondering, wanneer het weer overmatig slecht werd en niemand het zeegat meer kon bevaren, mochten ook zij naar binnen komen. Veel is er geleden ten gevolge van koude en nat worden door deze stoere werkers en het verlies van den sergeantmajoor-instructeur door sterfgeval na een slepende ziekte, zeer waarschijnlijk ontstaan door zijn opofferingsgezindheid, viel te betreuren.
ROEIWEDSTRIJDEN TIJDENS FEESTEN IN 1917 IN DE GROEP GORINCHEM – Uit alle troepen-onderdelen waren ploegen gevormd, bestaande uit mensen, die van beroep varensman waren. Maandenlang waren voor hen vletten beschikbaar gesteld, om deze wedstrijden te oefenen. Geen enkele torpedistenploeg werd door andere troepenonderdelen verslagen.
De hoeveelheid reserve-materieel, waarover iedere versperring beschikte, was betrekkelijk gering, in de eerste plaats omdat niemand er op gerekend had, dat zulk een langdurig te water liggen van de versperring ooit nodig zou blijken te zijn en voorts, uit hoofde van de kostbaarheid van dit materieel. Gedurende de mobilisatie, mede gelet op het groot aantal buitenlandse marine-mijnen, dat overal langs onze kusten aanspoelde, hield de versperring Helder zich betrekkelijk goed. Enkele mijnen sloegen los en moesten worden verwisseld, doch na ruim een jaar bleken eerst bier en daar kabellekken te ontstaan. Aanvankelijk wordt dit verholpen op de gebruikelijke manier, door de kabels te verwisselen, doch de hoeveelheid beschikbare reservekabel bleek onvoldoende om dit euvel op den duur te verhelpen, trots het feit, dat men, hoewel laat een methode had ontdekt, om met behulp van weinig kabel de nodige herstellingen aan te brengen, daar hoofdzakelijk in de nabijheid van de mijnen ten gevolge van het schavielen de kabel bet meest te lijden had. In aanmerking dient te warden genomen, dat de torpedokabel tot dusverre nagenoeg uitsluitend uit het buitenland werd verkregen, daar men voor industrie op het buitenland was aangewezen. Ten slotte moest Worden overgegaan de versperring te bestemmen voor marine-mijnen, welke geen kabels behoeven en de 2e Compagnie Torpedisten kwam vrij voor de versperringen in de grote rivieren en de Nieuwe Hollandsche Waterlinie (N.H.W.) Op dit Front was bereids geruimen tijd ernstige behoefte gevoeld aan geschoold varenspersoneel zulks zowel voor den versperrings-dienst als voor den bewakingsdienst te water. Toen de 2e Compagnie Torpedisten zomer 1916 in Gorinchem was aangekomen met bestemming voor N.H.W. bleek al spoedig, dat de verloren gegane werkkring ruimschoots zou kunnen Worden vergoed door bet arbeidsveld, dat hier nog grotendeels braak lag. Wel waren in de N.H.V. Kleine afdelingen Marine, in Nieuwersluis en in Werkendam aanwezig, doch het personéel had een opleiding genoten meer geëigend voor werkzaamheden betreffende de grootte vaart aan de kust.
HET ZWEMMEN WORDT ZOVEEL MOGELIJK BEOEFEND – Deze foto is genomen tijdens de zwemwedstijden in 1907 van personeel in de groep Gorinchem (alle troepen onderdelen). De torpedist Adema wint onder grote belangstelling de 1e prijs
Daarbij gevoegd de grootte behoefte aan marinepersoneel op de kustfronten, waaruit een regelmatig wederkerende vraag ontstond om de Marine-contingenten in de N.H.W. te verminderen ten bate van de kust, maakte dat op dit gebied de toestand in dc N. H. W. er niet beter op werd. Voorts was er een detachement samengesteld onder een reserve-Luitenant der Artillerie bestaande slechts gedeeltelijk uit min of meer bevaren mensen voor de Biesbosch, terwijl ten slotte hier en daar kleine groepjes personeel van den Landstorm-vaartuigendienst waren ingedeeld. Van eenhoofdige leiding op varensgebied, beschikkende over eenzelfde genre personeel van nagenoeg dezelfde geoefendheid was geen sprake, zodat het geheel slechts als noodimprovisatie kon worden aanvaard.
Dit werd dan ook door de hogere Commandanten zeer duidelijk ingezien en de komst der Torpedisten beschikkende over een keur van beroepskader, geschikt om met kracht op uitgebreide schaal groter contingenten in eenzelfde systeem te oefenen, kon op dit gebied uitkomst brengen. Toch ging dit niet zo erg gemakkelijk, omdat aan de kust: de overige drie pelotons krampachtig werden vastgehouden. Vooral het opruimen van aangespoelde vreemde zeemijnen -bleek bij hen in uitstekende handen te zijn, terwijl zij voor alle soort varenswerkzaamheden ruimschoots emplooi vonden. Tot dusverre kende men bij hef: Korps Torpedisten nog geen reserveofficieren en voor het eventueel leggen van versperringen in de grootte rivieren zou in voorkomende gevallen een wissel Worden getrokken op de aanvoerders van de Torpedisten aan de kust. Het instituut van reserveofficieren voor de Torpedisten werd dan ook spoedig ingevoerd, terwijl zowel bij de nieuwaangekomen militie en landstormlichtingen, alsmede uit de oudere lichtingen een intensieve kaderopleiding werd ingesteld. Ook miliciens-schipper en -machine- en motordrijvers moesten tot zo groot mogelijke getalsterkte worden gevormd. Ook het mijnen materieel voor de grote rivieren moest worden onder handen genomen terwijl aanvankelijk slechts weinig springstof voorhanden was welke zich bovendien nog uit een oogpunt van op bewaring beschouwd, minder voor dit doel eigende, kwam langzamerhand de beschikking over een voldoende hoeveelheid trotyl. Hiermee waren echter de mogelijkheden niet opgelost. Het vraagstuk van de initiëring van de benodigde grote ladingen van 80 K.G. moest tot klaarheid Worden gebracht, hetgeen tenslotte tot stand kwam. Voorts werd de oplegging van het mijnen materieel alsmede de personeels-indeling voor het leggen daarvan grondig herzien, zodat een eventuele snelle in bedrijfsbrenging aanmerkelijk kan worden verbeterd.
Doch ook de bewakingsdienst te water stelde haar eisen en hierbij strandde men aanvankelijk op de grote moeilijkheden die vooral het werken bij nacht in onze moeilijke vaargebieden met zich meebrengen. Voorstellen werden gedaan om de vaartuigen der Torpedisten te doen voorzien van mitrailleurs. Schietoefeningen uit de vaartuigen bleken, dankzij een eenvoudige uitgedachte opstelling der mitrailleurs, welke het vreedzame wekvaartuigje binnen een minuut in een drijvend mitrailleursnest steunende hoofdzakelijk op gezichtsdekking, kon veranderen, groot succes te hebben, zodat tot uitvoering van dit systeem werd besloten. Veelvuldig waren de oefeningen die in samenwerking met andere troepen onderdelen werden gehouden en waarbij beurtelings als aanvaller en verdediger werd opgetreden. Er werd naar gestreefd het personeel in ploegen speciaal vertrouwd te maken in een bepaald watergebied, terwijl als hoofdbeginsel hierbij naar voren werd getracht dat aan een bepaald toegewezen rayon een afdeling Torpedisten met personeel en materieel, zowel de versperrings- al de bewakingsdienst te water zou worden toevertrouwd. Aangezien het niet mogelijk was hiervoor bepaalde regelen “vast te stellen, daar ieder watergebied weer zijn bepaalde eisen stelde en vooral een oordeelkundig gebruik van materieel geheel diende af te hangen van het tactisch inzicht van den Commandant van zulk een rayon, moest grote zorg worden besteed aan de opleiding der ondercommandanten.
HET ZEILEN WORDT BIJ TORPEDISTEN VEEL BEOEFEND – Ook hiervoor stelt het rijk jaarlijks prijzen beschikbaar, omdat een goed zeiler gewoonlijk een bruikbaar man is bij torpedistische werkzaamheden. Deze foto toont een zeilwedstrijd van vier schokkers (mijnenlichters). De stoomboten van het korps doen dienst als jury-boten
Slechts langzamerhand kon deze nieuwe richting baan breken, waarbij zoals het gewoonlijk het geval is met nieuwe opvattingen aan niet ontbrak. Door den voortdurende steun van de hoogste autoriteiten kon echter veel ten goede geschieden, zodat in 1918 de compagnie, – in 1916 naar Gorinchem overgekomen – voor de N.H.W. Met een sterkte ruim 100 hoofden, tot een oorlogssterkte van in N.H.W. grotendeels geoefend personeel van ongeveer 1.OOO man voldoende geëncadreerd was aangegroeid. Ofschoon de taak in de zeegaten een zeer aangéname was, mag, bezien uit een oogpunt van nationale defensie, de overgang naar de naar binnen gelegen watergebieden als zeer nuttig Worden beschouwd. Wij Hollanders zijn zo gewoon en zeer zeker niet ten onrechte, hoog op te geven van de militaire kracht van onze inundatieterreinen en onze grote rivieren. Door de aard van onze bodemgesteldheid werd ons een militaire kracht in de schoot geworpen, die zeer groot kan zijn doch wij moeten bedenken dat we niet kunnen en mogen volstaan met zacht in te dutten bij het uitsluitend constateren van dit feit. We moeten beseffen, dat die kracht slechts dan in de ure des gevaar tot volle ontwikkeling kan komen, wanneer we ons deugdelijk oefenen in deze terreinen. De moeilijkheden welke zij opleveren zullen ook voor den verdediger groot zijn en wil men kracht uitbuiten, dan dient vooral ook s ’nachts veel geoefend te worden. Het is een onmiskenbare verdienste van verscheidene onzer Generale Stafofficieren geweest, dat voornamelijk ook ten gevolge van het verblijf der troepen gedurende de mobilisatie in onze watergebieden, de aandacht hierop met nadruk werd gevestigd. De gelegenheid werd toen ruimschoots geboden omdat de troepen steeds ter plaatse aanwezig waren en dus zonder buitengewone kosten veelvuldig kon worden geoefend, een gelegenheid, die dan ook terdege is benut.
Een mijn, welke door de Nederlandse Marinein gereedheid wordt gebracht om opgeblazen te worden
Tevens moge hieruit, zelfs voor den oningewijde, reeds dadelijk te begrijpen zijn, dat de elektrische kabel bij het torpedo-bedrijf een belangrijke rol speelt. Immers zij vormt den toevoerweg van de elektrische bron vanaf den wal naar de mijn,
Gelegen in stromend water, met kerend getijde, verbonden aan een mijnlichaam, dat mede ten gevolge van het getijde ook aan beweging onderhevig is, gelegd zijnde in een dikwijls schurende bodem bestaande scherp zand, zijn alle factoren aanwezig om slechte invloeden uit te oefenen op de bedrijfszekerheid van den kabel. Het kabelvraagstuk is er dan ook een geweest, dat steeds een bron van studie vormde voor de opeenvolgende geslachten van Torpedo-officieren en bij de keuringen van leveranties speelde grote vakbekwaamheid daarbij een ernstige rol.
Bij wrakopruimingen met behulp van springstoffen hebben de torpedisten jarenlang veel nuttig werk gedan. Het vrijwillig dienend kader telt uitstekende duikers, die met de beste beroepsduikers in den landen kunnen wedijveren. De duiker(een s.m.i.) gereed voor vertrek naar beneden om het wrak te onderzoeken
De kabel bestaat: uit:
- Een koperen hart, bestaande uit samengevlochten dunne draden. Dit hart moet aan deugdelijke samenstelling een behoorlijk geleidingsvermogen paren, terwijl oxidatie buitengesloten is.
- Om het Hart is een getah-pertja bekleding aangebracht, welke dient om het hart waterdicht af te sluiten en het te beveiligen tegen schadelijke invloeden bovenbedoeld.
- Om het getah-pertja te beschermen tegen de onder 4 genoemde ijzerdraad bekleding was een bekleding van gevlochten geteerde hennep aangebracht, die tevens moest zorgdragen dat het getah-pertja niet hard werd en dus zou gaan brokkelen, waardoor lekken konden ontstaan.
- De ijzerdraad-bekleding die het geheel moest beschermen tegen ruwe invloeden van zand op den waterbodem etc.
Het is niet doenlijk verder in te gaan op de eisen, die aan den kabel in zijn geheel, zowel als aan de onderdelen afzonderlijk, moesten Worden gesteld. Ik volsta met aan te stippen, dat de kabel sterk moest zijn en aan een gering gewicht, grote duurzaamheid, soepelheid in verband met de eisen die gesteld worden bij het leggen van de mijnen en groot geleidingsvermogen moest paren, terwijl de kabel mede bestand moet zijn tegen langdurige oplegging in de torpedo-magazijnen.
De duiker daalt de trap af om zich langs de lijn, die hij op het wrak heeft vastgemaakt, naar beneden te begeven. Beneden zijnde ontvangt hij de lijn een springlading, om die op het wrak te plaatsen.
Voorts beschikte iedere versperring over zijn eigen vaartuigen en materieel, voor zover dit niet in oorlogstijd door rekwireren moest worden aangevuld, waardoor reeds in vredestijd contracten waren gesloten. Het vaste varensmaterieel bestond uit:
- Stoomboot al dan niet voorzien van elektrisch zoeklicht, naarmate vaste zoeklichten op de versperring aanwezig waren.
- Schokker voor het lichten van de mijnen, benevens de nodige barkassen, slopen en vletten, welke bij het leggen der elektroshock-torpedo’s nodig waren.
De versperringen waren op de vier bovengenoemde plaatsen voorzien van uitstekende torpedo-magazijnen, vaartuigen-loodsen (behalve te Hoek van Holland waarop de vaartuigen loods van Brielle werd gerekend) hellingen voor het te water laten en ophalen van de vaartuigen en brandstoffen bergplaatsen. De torpedo-magazijnen waren door smalspoorbanen verbonden met de laadsteigers, terwijl de smalspoorbanen tot in de magazijnen doorliepen. De elektroshock-torpedo’s bestemd voor de versperringen stonden in de magazijnen opgesteld in volgorde van hunne bestemming.
De schietkatoenladingen waren in munitiemagazijnen opgeborgen, die dermate waren ingericht, dat men verzekert kon zijn van een zo gering mogelijke nadelige invloed, die kon worden uitgeoefend door temperatuur verschillen terwijl de caoutchouc voorwerpen, welke moesten dienen voor waterdichte afsluitingen van de deksels der mijnen etc. In verband met de bedrijfszekerheid in daarvoor ingerichte waterkisten waren opgeborgen. Bij iedere mijn, voor zover deze niet behoorde tot een groep, die aan één kabel verbonden was aan een uitschakeling kist, stond zijn eigen kabel klaar, van een dusdanige lengte, als nodig werd geoordeeld in verband met de afstand van de plaats van de mijn in de versperring tot den wal. Het perfectioneren der mijnen koste uit den aard der zaak enige tijd daar ingeval van daadwerkelijk gebruik, de ladingen van de munitiemagazijnen naar de torpedomagazijnen moesten worden gebracht in de mijnen, waarna de deksels met 36 schroefbouten werden gesloten. Om de mijnen, zwaar ijzeren peervormige lichamen, die na klaargemaakt te zijn, een voldoende netto drijfvermogen moesten overhouden om strak aan hunne kettingen te staan in het water, behoorlijk te kunnen hanteren, waren in de torpedo-magazijnen z.g. travellers op enige meters boven den begane grond aangebracht. De bedienings-manschappen konden deze travellers, daarop staande, zelf voortbewegen met behulp van zwengels, zowel in de lengte, als in de breedte van de vakken in bet torpedo-magazijn, aan welks lange zijde de ‘mijnen stonden opgesteld. Midden door bet vak liepen de railwagens, welke naar de laadplaats konden rijden. In de railwagens bevond zich een opstellingsplaats voor een mijn met haspel voor kabel en zo konden dus deze zware mijnen met toebehoren naar de kraan op den laadsteiger worden gereden, teneinde in de barkassen te worden ingeladen. Hieruit moge blijken dat de torpedo-magazijnen, welke in 191- omstreeks 50 jaren oud waren, indertijd modern waren ingericht en nog krijgt men, wanneer men deze magazijnen beschouwt, een gevoel van waardering voor de deugdelijke solide wijze, waarop in vroegere jaren de defensiebelangen werden behartigd. Geld noch moeite is indertijd gespaard om een handig geheel te krijgen met grote bedrijfszekerheid.
Op den zolder van de torpedo-magazijnen vond men zorgvuldig opgeborgen hot touwwerk en de inventarissen van de kleine vaartuigen, kortom alles wat nodig kon zijn, terwijl ieder torpedomagazijn een instrumentenkamer bezat, waarin alle instrumenten voorhanden waren, die voor het elektrisch bedrijf nodig zijn. Voorts vond men nabij iedere versperring aan den wal een torpedostation, waarin eveneens de nodige instrumenten waren opgesteld en waarin in de elektriciteitsbron (rekken met elementen) aanwezig was, met behulp waarvan men naar believen de gelegde mijnen al dan niet kon activeren, terwijl aan de verklikkers kon worden gezien, welke mijn was aangevaren. Tot goed begrip van den lezer zal het nu echter eerst nodig zijn. Om zij het dan ook in grove trekken, aan te geven. Hoe een elektroschock torpedo is samengesteld en hoe zij wordt gelegd. Men zij daarbij indachtig, dat nog steeds de details betreffende enkele aangelegenheden als van geheimen aard dienen te worden beschouwd. Zodat het niet aan oppervlakkigheid mag worden toegeschreven.
Hoe men binnen de tijd van een minuut een geroeid wordende vlet verandert in een vurende drijvende mitrailleuropstelling. De Commandant en twee man bedienen den mitrailleur. De overige twee manschappen zorgen voor de navigatie en het manoeuvreren tijdens het vuren. Alle vaartuigen der torpedisten kunnen bewapend worden met mitrailleurs, terwijl al het personeel in het schieten daarmee deugdelijk wordt geoefend.
Zoals bereids medegedeeld, bestaat het mijnlichaam van de elektroshock-torpedo uit een peervormig ijzeren geheel, dat van boven gesloten wordt door een halfrond deksél met platten rand. De platte rand van het deksel heeft dezelfde afmetingen als de platte rand aan de bovenzijde van het peervormig gedeelte, zodat dat deze twee platte randen, waartussen een caoutchoucrand komt, zorgvuldig op elkander passen. Door 36 bouten werd het deksel op de mijn bevestigd en verkreeg men dus een waterdicht afgesloten mijnlichaam. Aan de punt van het peervormig gedeelte werd door een kabelbuis, eveneens voorzien van caoutchouc waterdichte afsluiting, de torpedokabel naar binnen gebracht, terwijl tevens aan het peervormig gedeelte een oog was aangebracht om aan de kettingen te bevestigen, welke haar verbonden met de ankergewichten. Binnen in de mijn was de kabel op kunstige wijze verbonden met de slagkwikpatronen die de ladingen binnen in de mijn c.q. Tot ontsteking konden brengen alsmede den contactmaker. De werking van de mijn berust op het navolgende: Zoals later zal blijken staat de gelegde mijn met hare bovenzijde op enigen afstand onder den waterspiegel strak aan hare kettingen welke verbonden zijn aan ankergewichten, die op den bodem liggen.
Dit strak staan wordt veroorzaakt door het netto drijfvermogen dat de grotendeels ledige waterdicht afgesloten mijn overhoudt. Vaart nu een schip tegen de mijn, dan veroorzaakt deze botsing een schok, die den contactmaker doet trillen en waardoor contact gemaakt wordt tussen de elektrische bron in het station en in de slagwik-patronen in de lading van de mijn. De elektrische stroom kan dan doorgaan tenminste wanneer men in het station de stroom op de versperring heeft geschakeld en de stroom doet de dunne draden in de slagwikpatroon, zoals b.v. een elektrische gloeilamp gloeien. Het slagwik ontploft met als gevolg een ontploffing van de gehele lading in de mijn. Hieruit moge blijken, dat de elektroshock-torpedo, al is zij om ander redenen verdrongen door mijnen, die en vlugger leggen van en versperring mogelijk maken, nog heden ten dage het onaantastbaar grote voordeel heeft, dat men haar vanaf den wal, al dan niet werkzaam kan maken, door al dan niet door middel van de elektrische kabels, elektrische stroom op de mijn te zetten.