De stoomsleepboten

In dienst bij het Korps Torpedisten

De geschiedenis van de “Den Briel” begint in 1873. In dat jaar werd op de scheepswerf van J. en K. Smit N.V. te Kinderdijk de kiel gelegd voor de Den Briel, bouwnummer 204. De stoomsleepboot werd gebouwd in opdracht van het Ministerie van Oorlog en was bestemd voor het detachement Mineurs en Sappeurs van het Eerste Regiment Vestingartillerie, de Torpedo-compagnie, te Brielle.

Den Briel 1 april 1922

De sleper wordt aangedreven door een tweecilinder diagonaal- compound-stoommachine met 14 npk./ 95 ipk. van Diepenveen, Lels en Smit en heeft een 1-vuurs ketel Diepenveen met een opp. van 21 m2 en 3,6 atmosfeer.

Het schip werd gebouwd voor het Korps Torpedisten. Dit Korps ontleende weliswaar haar naam aan de torpedo’s, maar dat waren nog niet de ons bekende cilindervormige apparaten, die vanaf schepen of onderzeeërs worden afgevuurd. Eigenlijk waren het mijnen. Voor het eerst was in de Amerikaanse Burgeroorlog (1861 – 1865) zeer effectief gewerkt met verankerde mijnen, ook torpedo’s genoemd, die elektrisch of door schok tot ontploffing werden gebracht. Zij werden voornamelijk gebruikt om riviermondingen af te sluiten voor de vijand. Een snelle, wereldwijde ontwikkeling van dit wapen was het gevolg.

Nederland bleef niet achter. In oktober 1866 werd een detachement Mineurs en Sappeurs bij het Eerste Regiment Veldartillerie gevoegd om proeven met torpedo’s te nemen. Op 1 augustus 1878 werd de Torpedo-Compagnie van de Artillerie een Zelfstandige eenheid. Zij opereerde zo succesvol, dat zij op 14 februari 1881 bij Koninklijk Besluit nummer 9 werd verheven tot het Korps Torpedisten. Het Korps bestond uit een staf en twee compagnieën.

Totaal vier pelotons waren belast met het leggen van versperringen in een haar toegewezen zeegat. Zo werd een zeearm afgesloten voor scheepvaart. Tot 1906 waren de pelotons in Brielle in garnizoen. Dat jaar gaat één peloton naar Den Helder. De “Den Briel” heeft voor genoemd Korps tot 1922 dienstgedaan in Brielle en vervolgens nog twee jaren Gorkum als thuishaven gehad. Het leggen van de mijnen was een specialistisch en tijdrovend karwei. De torpedo’s moesten in een bepaald patroon en op een bepaalde diepte worden gelegd. Bovendien moest er rekening worden gehouden met eb en vloed en de steeds weer optredende “verschuivingen” van de vaargeul. De Torpedisten beschikten dan ook over een uitgebreide vloot. Barkassen werden geladen met mijnen, kabels, kettingen en gewichten. Met sloepen, vletten, roeiboten en gieken werd het werk uitgevoerd en het waren de stoomsleepboten, waaronder de “Den Briel” die de barkassen sleepten en waar nodig assistentie verleenden aan de andere vaartuigen.

J en K. Smit Scheepswerven N.V. te Kinderdijk en Krimpen aan de Lek kon worden aangemerkt als hofleverancier van het Korps. De bemanning van de “Den Briel” bestond uit een opperschipper eerste of tweede klas (respectievelijk adjudant-onderofficier en sergeant-majoor), een machinist (adjudant-onderofficier) en twee of meer torpedisten, waarvan er een dekknecht was en de ander stoker. Stille getuige van deze vroege periode van de “Den Briel” is een latje, waarop met potlood geschreven staat:

Opperschipper 1 KLS Pols, 30 april 1918, Krimpen aan de Lek”

Een zoektocht, iets te weten te komen over de militaire loopbaan van opperschipper Pols levert maar weinig op.

Een medewerker van het Geniemuseum deelde mee: “Aan het begin van deze eeuw is de Willemskazerne in Utrecht volledig door brand verwoest en aangenomen moet worden dat daarmee het bestaande archief van de Torpedisten prooi van de vlammen is geworden”.

In het Algemeen Rijksarchief te Den Haag gaven vier grote archiefdozen een schat aan informatie over o.a. verlofregelingen, mobilisatie, straffen, reservepersoneel, aankoop van mijnen en vele, vele brieven van commandanten aan commandanten; geheim, geheim en nog eens geheim. Eindelijk in doos 207 een “teken van leven”, niet meer en niet minder: Een schimmelig, stoffig boek met een rood etiket, waarop in sierlijke letters naast een mooie stempel te lezen staat: ALPH. REGISTER TORP. Onder de P. lichting 1915 en vroeger (doorgestreept): That’s All

De groeiende stabiliteit rond de Noordzee was er medeoorzaak van dat het Korps zich nauwelijks meer bezighield met het afsluiten van zeearmen, maar vooral bekendheid kreeg door haar vredestaak: het openhouden van vaargeulen en het opruimen van scheepswrakken.

Na in de winter van 1880 – 1881 in de haven van Brielle succesvol proeven te hebben genomen met “het laten springen van ijs” werden de Torpedisten regelmatig ingezet bij het openhouden van vaargeulen. Nog datzelfde jaar ging de “Den Briel” naar de Lek bij Schoonhoven en tien jaar later werd tijdens de strenge winter van 90/91, mede door toedoen van de Torpedisten, het Noordzeekanaal opengehouden.

Het Korps Torpedisten was toen onderdeel van de Artillerie en had een defensieve taak. Een grotere defensieve taak voor de Marine, inclusief het afsluiten van de riviermonden, heeft er uiteindelijk toe geleid dat het Korps Torpedisten in 1922 over ging naar de Genie en werd teruggebracht tot één compagnie die opging in het Korps Pontonniers en Torpedisten. Het Korps verliet den Briel en verhuisde naar Gorinchem.

Het is aardig te vermelden dat de “Den Briel” nog voor de verhuizing dienstdeed als “Koninklijk jacht”. Dat was op 1 April 1922. Na ruim twee jaren van voorbereiding vierde Brielle het 350-jarig jubileum van de inname van de stad door de Geuzen. De koninklijke familie had de uitnodiging van het Brielse stadsbestuur aangenomen en zou de festiviteiten van de “Eersteling der Vrijheid” bijwonen.

Na de onthulling van een monument op de plek waar de Noorderpoort (de poort die door de Geuzen werd gerammeid) had gestaan en een herdenkingsdienst in de St. Catharijnekerk ZOL1 bij de haven een toneelstuk worden opgevoerd, waarin de gebeurtenissen van 1572 tot leven worden gebracht.

De voltallige koninklijke familie, Koningin Wilhelmina, prins Hendrik, prinses Juliana en koningin-moeder Emma arriveerden rand half tien aan boord van de mijnenveger “de Hydrograaf” voor de stad. Zij werden met de “Den Briel” naar het Havenhoofd gebracht. Het koninklijk gezelschap volgde het nagespeelde schouwspel vanaf de “Vlaardingen VI”, dronk thee op het stadhuis. Er werd een defilé afgenomen en des middags vertrok men weer met de “Den Briel” naar de “Hydrograaf”.

Dit is slechts een klein fragment uit “De geschiedenis van de S.S. Rosalie – Nederlands oudste stoomsleepboot 1873-1997 ” een uitgave van Binkey Kok